Contacteer ons
Departement Omgeving
Naast de algemene dierenwelzijnswet van 1986 is er het Besluit van de Vlaamse Regering (BvR) van 15 juni 2018 over het welzijn van in gevangenschap gehouden roofvogels. Dit besluit regelt specifiek de verzorging, de huisvesting, het transport en de verhandeling van roofvogels en demonstraties met roofvogels.
Deze regelgeving geldt voor in gevangenschap gehouden roofvogels die behoren tot de familie Accipitridae, Pandionidae, Sagittariidae, Cathartidae, Falconidae, Strigidae of Tytonidae.
Voor roofvogels in dierentuinen geldt een aparte wetgeving. Deze roofvogels moeten bijvoorbeeld in grotere verblijven gehouden worden.
Elke persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft moet de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren respecteren. Dat geldt dus ook voor de roofvogelhouder of –verzorger. Deze wet bevat algemene bepalingen voor het houden van dieren.
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2018 betreffende het welzijn van in gevangenschap gehouden roofvogels regelt specifiek de verzorging, de huisvesting, het transport en de verhandeling van roofvogels en demonstraties met roofvogels. De algemene bepalingen uit de wet van 1986 blijven gelden.
De regelgeving over het houden van roofvogels trad in werking op 9 september 2018. Voor enkele bepalingen is er een latere datum vermeld:
Een roofvogel moet je houden in een dierenverblijf in openlucht. Een ruimte binnen in een huis of hangar voldoet niet. Alleen in specifieke situaties (zie verder) mag je een dier tijdelijk binnen en aangebonden houden.
Je mag een roofvogel in een muithuis houden. In minstens één wand ervan moet er op voldoende hoogte een opening zijn met als minimumafmetingen 10 cm hoogte x 40 cm lengte, zodat de roofvogels vanop een zitstok buiten het dierenverblijf kunnen kijken. Het muithuis zelf moet ook voldoen aan de afmetingen uit Bijlage I van het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2018 .
Verrijking betekent onder meer dat meerdere zitstokken van verschillende groottes en afmetingen aanwezig zijn op verschillende hoogtes, dat de vogels op meerdere plaatsen kunnen schuilen, en dat ze naar activiteiten buiten kunnen kijken (en niet op een muur zien). Voor vogels die gaan broeden is het belangrijk om verschillende soorten materiaal te voorzien zodat ze hiermee een nest kunnen maken.
Het dierenverblijf moet aan alle minimumafmetingen voldoen. Door de minimale lengte en breedte kan de vogel de vleugels strekken en een minimale vlucht(sprong) doen.
Het is wel toegelaten om een bestaande volière die niet aan de afmetingen voldoet, te verrijken en te ontwerpen om meer vliegmogelijkheden te voorzien. De afmetingen mogen dan 90% van de voorgeschreven afmetingen bedragen.
Een ronde volière is toegelaten wanneer de diameter van de grondoppervlakte van de volière minimum de voorgeschreven lengte bedraagt.
Nee, alleen de oppervlakte moet groter worden.
Het uitgangspunt is dat je een vogel vrij in een dierenverblijf in openlucht huisvest. Je mag je roofvogel enkel tijdelijk aanbinden tijdens roofvogeldemonstraties, tijdens de periode van training voor de jacht en vrije vluchten, tijdens het vervoer en tijdens revalidatie of medische behandeling.
Nee, wanneer je verschillende roofvogels houdt, dan moet je deze tegelijkertijd vrij in geschikte dierenverblijven houden. Elke vogel moet dus vrij in een dierenverblijf gehuisvest worden; er moet voor elke vogel een dierenverblijf zijn. De vogel aanbinden mag slechts tijdelijk en in gespecifieerde situaties (zie verder).
Vanaf 1 juli 2021 is een bekwaamheidsattest verplicht voor de verantwoordelijke die een roofvogel houdt en verzorgt die gebruikt wordt om een publiek te vermaken en die een roofvogel aangebonden huisvest tijdens training voor jacht en vrije vluchten. Dit attest kan hij behalen bij een erkende vereniging. In 2019 werkt de Dienst Dierenwelzijn de procedures uit voor het behalen van een attest en het erkennen van een vereniging om attesten af te leveren.
Volgens de regelgeving zijn roofvogeldemonstratie activiteiten die je doet met roofvogels (een roofvogel dragen, vrij laten uitvliegen of de vogel tentoonstellen) om een publiek te vermaken.
Ja, ook een demonstratie op privédomein moet je melden. De regelgeving maakt geen onderscheid tussen demonstraties op privédomein en openbaar domein.
Roofvogeldemonstraties vinden alleen plaats tijdens evenementen gericht op dieren of samenkomsten van roofvogelhouders, roofvogeltentoonstellingen, educatieve of culturele evenementen in verband met geschiedenis, jacht en natuur.
Ook moeten roofvogeldemonstraties een educatieve en informatieve waarden hebben. Het publiek moet informatie krijgen over de naam en herkomst van de gebruikte vogelsoorten, het beschermingsstatuut, de levenswijze en het voedsel. Wanneer je een roofvogel tentoonstelt, moet je een naambordje met bovenstaande informatie voorzien bij je vogel.
Demonstraties op een school tijdens de lesuren zijn mogelijk als ze een educatieve functie hebben. Op schoolfeesten zijn ze niet toegelaten.
Naar analogie met een educatieve demonstratie op school is een demonstratie op een natuurkamp ook mogelijk (het natuurkamp is dan een educatief evenement in verband met natuur).
Een demonstratie tijdens een kinderkamp (dat geen natuurkamp is) of in een vakantiepark is geen educatief evenement in verband met geschiedenis, jacht en natuur. Daarom is het niet toegelaten. Binnen de huidige regelgeving is het wel mogelijk om een workshop te organiseren (die niet kadert binnen een ander evenement of festiviteit) waarvoor mensen zich bewust moeten inschrijven en waarbij het aantal deelnemers beperkt is.
Niet-limitatieve voorbeelden van evenementen die niet zijn toegelaten met roofvogels ook niet als er educatieve informatie wordt gegeven:
Het is niet toegelaten om een roofvogel te dragen (om een publiek te vermaken).
Op grond van dierenwelzijn kan een stad of gemeente kan in haar gemeentewet geen roofvogeldemonstratie verbieden. Als ze een verbod uitvaardigt, is dat om andere redenen.
De organisator van een evenement met een roofvogeldemonstratie moet de gemeente waar deze demonstratie zal plaatsvinden ten minste 4 weken voorhand op de hoogte brengen.
De volgende gegevens moeten worden meegedeeld:
1° de naam en de contactgegevens van de organisator;
2° de datum;
3° het begin- en einduur;
4° de plaats;
5° de naam en de contactgegevens van de persoon die de roofvogeldemonstratie zal verzorgen;
6° een beschrijving van het evenement, waaruit blijkt dat dit voldoet aan de voorwaarden van een demonstratie;
7° de maatregelen die genomen worden om het welzijn van de roofvogels tijdens het evenement te garanderen.
Voorbeeldformulier:
docx bestandFormulier Melding roofvogeldemonstratie.docx (16 kB)
Je moet de roofvogeldemonstratie alleen melden bij je stad of gemeente. Hierbij moet je informatie geven over het geplande evenement. Indien de roofvogeldemonstratie voldoet aan de voorwaarden van het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2018 betreffende het welzijn van in gevangenschap gehouden roofvogels kan de stad of gemeente de demonstratie niet verbieden.
Een dierenverblijf is in de meeste gevallen vergunningsplichtig (omgevingsvergunning voor stedebouwkundige handelingen; zie artikel 4.2.1, 1° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO)).
In sommige gevallen kan je een dierenverblijf plaatsen zonder vergunning. Algemeen moet het verblijf dan in de zijtuin tot op 3 meter van de perceelsgrens, in de achtertuin tot op 1 meter van de perceelsgrens of tegen een bestaande scheidingsmuur worden ingeplant. De constructie moet volledig binnen een straal van 30 meter van een vergunde woning staan. Ook mag de totale oppervlakte van alle bestaande vrijstaande constructies in de zijtuin en in de achtertuin niet meer dan 40 m² bedragen.
Raadpleeg artikel 2.1 en artikel 2.2 van het vrijstellingsbesluit (BVR 16/07/2010) voor de specifieke voorwaarden.
Wanneer je het dierenverblijf aan je woning aanbouwt, dan is er geen vergunningsplicht, maar wel een meldingsplicht. Hier geldt dat het verblijf in de zijtuin tot op 3 meter van de perceelsgrens, in de achtertuin tot op 2 meter van de perceelsgrens of tot tegen een bestaande scheidingsmuur moet ingeplant worden. De totale oppervlakte van alle bijgebouwen mag niet meer dan 40 m² bedragen.
Raadpleeg artikel 2, artikel 3, artikel 4 en artikel 6 van het vrijstellingsbesluit (BVR 16/07/2010) voor de specifieke voorwaarden.
Als de gemeente een omgevingsvergunningsaanvraag weigert, dan kan je tegen de weigering beroep instellen bij de deputatie van de provincie waarin de gemeente is gelegen.