- Adopteren en aankoop
- Asiel
- Ben je écht klaar voor een huisdier?
- Dieren en koud weer
- Dieren en vuurwerk
- Dieren en warm weer
- Dieren op de weide
- Dierenverwaarlozing of -mishandeling: klacht indienen
- Diervriendelijke feesten
- Doordacht
- Een nieuwe thuis voor je hond of kat?
- Een veilige omgeving thuis
- Je dier veilig op stap
- Kopen via het internet
- Op reis! Wat met je huisdier?
- Op trein, tram en bus
- Oudere dieren
- Positieve lijst zoogdieren
- Verrijking
- Vlooien, teken, mijten en luizen
- Waar kan je een dier aankopen of adopteren?
- Waar moet je op letten als je een dier koopt?
- Wat als je huisdier sterft?
Sommige ziektes en infecties kunnen van dier op mens overgaan en omgekeerd. Deze ziektes worden zoönoses genoemd.
Zoönoses kunnen op verschillende manieren worden overgedragen. Je kan onder meer besmet worden door:
- direct contact met een dier, bijvoorbeeld door het te aaien of door krab- of bijtwonden van een besmet dier;
- door contact met een besmette omgeving, zoals aarde uit de tuin of zandbak;
- via voeding zoals onvoldoende gewassen groenten, rauwmelkse kazen en niet doorbakken vlees.
Schurftmijt
Sarcoptes scabiei- en Cheyletiella-mijten kunnen overgebracht worden bij erg dicht contact met geïnfecteerde dieren. Besmetting is daarom niet altijd te voorkomen. De meeste mijten zijn echter ook diersoort specifiek en kunnen bij mensen niet zoveel schade aanrichten als bij dieren. Hooguit heb je dan enkele dagen last van jeuk of lichte huiduitslag na contact met dierenmijten.
Kattenkrabziekte (Bartonella henselae)
Kattenkrabziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Bartonella henselae, die enkel voorkomt bij katten, en in het bijzonder bij kittens en vrouwelijke katten. Deze bacterie is wijdverspreid en leeft onder een vrij groot deel van de kattenpopulatie. Het is overigens een fabeltje dat zwerfkatten meer besmet zijn. De bacterie komt bij zowel huiskatten als zwerfkatten voor. Katten besmetten elkaar door beten van vlooien die eerder bloed hebben gezogen bij een besmette kat. De ziekte kan niet overgedragen worden tussen mensen.
Katten worden zelden ziek, maar bij de mens kan de bacterie wel ziekteverschijnselen veroorzaken. Na een lik, krab of beet van een kat of een beet van een vlo kunnen zich na 3 tot 6 dagen de eerste symptomen ontwikkelen. Dikwijls merk je die niet op, maar in andere gevallen krijg je rode knobbeltjes op de huid. Na 2 weken kunnen de lymfeklieren nabij de wond pijnlijk worden en opzwellen. Als je bijvoorbeeld in je hand gebeten bent, dan kunnen de lymfeklieren in je nek of oksel opzwellen. Deze zwelling duurt gemiddeld 6 weken maar kan zelfs maanden aanhouden. De kattenkrabziekte gaat verder gepaard met een algemeen gevoel van malaise, milde koorts en hoofd- en spierpijn. In de meeste gevallen verdwijnen de symptomen vanzelf. Je kan echter ook besmet worden via het oog, waarna je een oogontsteking (Parinauds Oculoglandulair Syndroom) krijgt die je zeker moet laten behandelen door de dokter. Mensen met een zwakkere afweer zoals zieken, ouderen en kinderen, kunnen in uitzonderlijke gevallen andere problemen krijgen zoals een aantasting van de hartkleppen of het zenuwstelsel. Deze mensen moeten een antibioticakuur volgen.
Om kattenkrabziekte te voorkomen, is het belangrijk vlooien (preventief) te bestrijden. Reinig en ontsmet een wonde van een krab of beet steeds grondig.
Huidschimmel, ringworm, katrienewiel
Ringworm of katrienewiel is een veel voorkomende schimmelinfectie bij mensen, honden, katten, konijnen en paarden. Op de huid vormen zich ongeveer 1 cm grote, rode en ronde schilferige plekken, die soms gepaard gaan met jeuk. Soms zie je ook kale plekken of afgebroken haren. Een dier kan ook drager zijn van ringworm zonder zelf symptomen te tonen.
Ringworm kan je helpen voorkomen door een goede hygiëne. Was je handen na contact met dieren en ontsmet borstels en kammen van je dier regelmatig met 70% alcohol.
Ringworm komt zowel bij kinderen als volwassenen voor en is vrij onschadelijk, behalve voor mensen met een zwakke immuniteit. Isoleer een geïnfecteerd dier meteen en contacteer je dierenarts en huisarts voor een behandelplan. De behandeling van besmette katten kan zeer lastig zijn en veel inspanningen vragen. Bezoek geen andere huisdiereigenaars als je zelf een besmet dier hebt.
Toxoplasmose
Toxoplasma gondii is een parasiet die bij ongeveer de helft van de kattenpopulatie voorkomt. Een kat wordt besmet door een besmette prooi, zoals een muis, op te eten. Vooral jonge katten, van 4 tot 6 maanden, zijn gevoelig omdat zij dan voor het eerst prooien vangen. Na besmetting ontwikkelt de parasiet zich verder in de kat. Na verloop van tijd scheidt de parasiet eitjes of oöcysten uit, die via de uitwerpselen terecht komen in de omgeving. Een kat die een infectie doormaakt, zal ongeveer 3 weken dergelijke oöcysten uitscheiden, en dus besmettelijk zijn. Daarna is ze immuun voor een nieuwe besmetting.
Andere diersoorten en de mens kunnen besmet geraken door ongewassen groenten te eten, door contact met besmette grond (bijvoorbeeld door in de tuin te werken), maar ook door onvoldoende verhit vlees te eten. De parasiet kan zich niet in de mens voortplanten en dus ook geen oöcysten uitscheiden. Mensen kunnen elkaar niet besmetten met deze parasiet.
Gezonde mensen die besmet geraken, hebben hooguit vage klachten, zoals vermoeidheid of jeuk. Mensen met een zwakke immuniteit en vooral zwangere vrouwen lopen door een toxoplasmose-besmetting wel degelijk een risico. Een toxoplasmose-besmetting kan onder meer de oorzaak zijn van een miskraam en ernstige afwijkingen bij de foetus veroorzaken.
Over toxoplasmose bestaan er enkele misvattingen rond het gevaar bij zwangerschap. Iedereen die ooit een toxoplasmose-besmetting doormaakt, maakt antistoffen aan en is nadien levenslang beschermd. Laat daarom bij het begin van je zwangerschap een bloedtest doen om te controleren of je immuun bent. Als je antistoffen hebt, dan is er geen gevaar. Als je er geen hebt, dan betekent dit dat je nog geen toxoplasmose-besmetting hebt gehad. Neem dan de volgende voorzorgsmaatregelen om besmetting tijdens de zwangerschap te voorkomen:
- Doe handschoenen aan als je in de tuin werkt en was nadien je handen grondig.
- Doe handschoenen aan als je de kattenbak ververst of laat je partner de kattenbak schoonmaken.
- Was je handen grondig na contact met rauw vlees en groenten.
- Was groenten grondig, eet liever geen onverwarmde groenten zoals een salade.
- Schil al het fruit.
- Bak vlees goed door, zodat het helemaal gaar is.
- Vermijd kazen die gemaakt zijn van rauwe melk.
Zo’n 30 tot 60% van de besmettingen bij zwangere vrouwen zijn toe te schrijven aan het eten van onvoldoende verhit, besmet vlees. Als je zwanger bent, moet je je kat niet weg doen. Kattenbezitters zijn niet vaker besmet met toxoplasmose dan mensen die geen kat hebben. Katten die een infectie met Toxoplasma doormaken, scheiden ongeveer 3 weken lang oöcysten uit, en daarna zijn ze immuun. Een kat kan dus tijdens haar leven slechts 3 weken besmettelijk zijn. De kans is heel klein dat je kat net besmettelijk is tijdens je zwangerschap. Bovendien worden de uitgescheiden oöcysten pas na enkele dagen besmettelijk. Een goede kattenbakhygiëne voorkomt dus dat je besmet wordt.
Toxocariasis
Toxocariasis is een aandoening die veroorzaakt wordt door spoelwormen van de hond (Toxocara canis) of de kat (Toxocara cati). Besmette dieren scheiden microscopisch kleine eieren van de wormen uit in de ontlasting. Zo komen de eitjes in de omgeving terecht en kunnen ze mensen besmetten.
Besmetting komt veel voor bij kinderen, na contact met besmette grond zoals in een zandbak. Wanneer ze de eitjes van de spoelworm binnen krijgen, bijvoorbeeld door in de zandbak te spelen en de vingers in de mond te stoppen, ontwikkelen die zich verder tot kleine larven in de darm. De larven kunnen in de mens niet tot volwassen wormen uitgroeien, maar ze verspreiden zich in het hele lichaam en kunnen daarbij veel schade veroorzaken. Symptomen zijn o.a. koorts, hoesten, een piepende ademhaling, jeuk of oogproblemen. Contacteer steeds je dokter bij vermoeden van een infectie.
Om toxocariasis te voorkomen, moet je spoelworminfecties bij je dier zoveel mogelijk tegengaan. Hou hiervoor een goed ontwormingsschema aan, te beginnen vanaf de leeftijd van 3 weken oud. Vervolgens ontworm je het dier nogmaals op 5 en op 7 weken en nadien om de maand tot het een half jaar oud is. Volwassen honden en katten moet je minstens vier maal per jaar ontwormen. Als alternatief kan je ook de ontlasting van je dier laten testen op besmetting bij de dierenarts.
Als je thuis een zandbak hebt, dek deze dan altijd goed af om te vermijden dat katten of honden er zich in kunnen ontlasten.